Ik geloof u

Niks aan de negenentachtigjarige vrouw verraadde dat ze een patiënt was net als ik. Maar ze was ook geen bezoek, want ze zat heel alleen aan tafel, vlakbij de koffieautomaat waar bezoekers drinken kunnen halen. Haar kleding viel uit de toon: alle traumapatiënten droegen net als ik een joggingpak of iets anders wat comfortabel zat. Maar niet deze vrouw: ze zat erbij alsof ze op weg was naar de kerk. Ik bleef een moment staan, totdat ik haar aandacht had en vroeg: “Hoe gaat het met u?”
Kapper
“Ik moet eigenlijk naar de kapper,” sprak ze met een diepe, kalme stem, waarin ik geen accent kon ontdekken. “Maar meneer, terwijl ik hier zo zat te piekeren, kwam ineens het besef dat het vandaag zondag is.” Ze plukte ontevreden aan haar grijze haren. “Maar u ziet er toch verzorgd uit,” zei ik, waarmee ik hoopte haar gemoed iets op te krikken, maar in plaats daarvan zag ik een intense droefheid in haar ogen. Ze zal gedacht hebben: “Hoe kan ik deze jongeman duidelijk maken wat voor problemen ik allemaal heb?” Op dat moment had ik mijn wandeling over de gang van het ziekenhuis kunnen voortzetten, maar ik bleef staan en wachtte op wat de vrouw had te zeggen.
Gevangen
“Nu zit ik hier en ik vertel mijn verhaal aan een wildvreemde,” zei ze, nadat ze haar overpeinzingen met mij had gedeeld. “Ik kan het er niet meer met mijn man over hebben, maar ook niet met mijn kinderen. Ik moet heel voorzichtig zijn, weet u.” Ze keek wantrouwend om haar heen. “Maar gelooft u mij?” Ik knikte. “Ja? Gelooft u mij?” “Ja,” zei ik. “Ik geloof u.” En ik legde mijn hand op haar schouder. Ze had me steeds gevraagd of ze het helder uitlegde. Het was me duidelijk wie zij was en wie haar kinderen waren. Ze zaten allemaal gevangen in een onwrikbaar net van omstandigheden.
Luisteren
Ik heb veel geleerd van dat moment. Het zit in mijn karakter om problemen bespreekbaar te maken en al pratende naar een oplossing toe te werken. Meer dan eens hoorde ik dat het ook weleens goed is om alleen te luisteren. Dit was de eerste keer dat ik echt de kracht daarvan zag. Het doet een mens zo goed om gehoord te worden; zonder oordeel; zonder antwoord. De dag nadat ik de mevrouw had gesproken zat ze weer op dezelfde plek. Ik begroette haar. Ze keek op en zei: “Ik vind het zo fijn dat je me bij mijn naam noemt.” En terwijl ik daar stond, geraakt door haar reactie, bracht het moment een glimlach op haar gezicht.
Fotocredits: Andrea Piacquadio (Pexels)